Overgang van buskruit naar nitrokruit

Buskruit (zwart kruit) verdween niet in één klap. In de burgerwereld (net zoals bij militairen in vredestijd) speelden kosten en conservatisme een grote rol en buskruit was daar nog in gebruik lang nadat de militairen al overgeschakeld waren. Na de introductie van nitrokruit zijn er echter nog maar weinig ontwerpen op de markt gekomen die voor buskruit gemaakt waren. Wat nog geleverd werd waren reeds bestaande modellen die onveranderd in productie bleven. Nog in 1938 werd in België een aantal voorladers geproduceerd voor export naar India. In Japan werd zelfs tijdens de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog nog een “noodoplossing” pistool gemaakt dat met buskruit werkte. Dit waren echter uitzonderingen. In het algemeen kan gesteld worden dat de productie van buskruitwapen tegen 1906 nagenoeg opgehouden was. Deze wapens werden helemaal irrelevant toen aan het begin van de Eerste Wereldoorlog op grote schaal de productie van moderne vuurwapens begon.
Productie van buskruitwapens, vergeleken bij nitro wapens.
De penvuurpatroon heeft de overgang naar nitro niet overleefd. De constructie van de patroon was te zwak om de hoge druk van nitrokruit te kunnen weerstaan. Na 1900 zijn bijna geen penvuurwapens meer geproduceerd hoewel in 1942, in Zweden de laatste penvuur hagelgeweren uit de fabriek zijn gekomen. Ook de grootkaliber randvuurpatroon verdween. Deze patroon is nog wel enige tijd geleverd met een nitro lading maar om deze munitie veilig in oudere wapens te kunnen gebruiken moest de lading sterk gereduceerd worden. Daar kwam bij dat de patroon, wegens de dunne wanden, niet bestand was tegen de hoge druk van volle nitroladingen. De hulsrand scheurde op de plek waar de slagpin de huls raakte waardoor gas kon ontsnappen, met alle gevolgen van dien. De grootkaliber randvuurpatroon moest al snel de markt afstaan aan de centraalvuurpatroon.

Eén van de laatste grootkaliber randvuurwapens die in productie bleef was de Remington Derringer, een tweeloops zakpistool. Dit wapen is in ongewijzigde vorm geproduceerd van 1866 tot en met 1935 maar moest uiteindelijk plaats maken voor modernere ontwerpen.
Natuurlijk is er een uitzondering die de regel bevestigt en dat zijn de patronen in kaliber .22 randvuur. Wapens in deze kalibergroep worden gebruikt voor schijfschieten, de jacht op zeer klein wild en ongediertebestrijding. Over het algemeen zijn dit soort wapens robuust en goedkoop en dat verklaart hun populariteit. Munitie in deze kalibergroep bestaat in een aantal variaties zoals .22 short, .22 long, .22 long rifle (in Duitsland .22 LfB, “Lang für Büchsen”) en .22 magnum en is nog steeds in productie, zij het alleen geladen met nitrokruit. Het gebruik van deze moderne patronen in oude wapens is onveilig.
De .22 werd lang beschouwd als een typisch wedstrijdkaliber voor gebruik op de schietbaan en in de salon.
1866 tot 1935: De Remington Derringer
in kaliber .41 randvuur
Eigenlijk zijn de centraalvuurpatroon en de .22 randvuur de enige patronen die de overstap van buskruit naar nitrokruit hebben kunnen maken en nu nog relevant zijn.