Procedure

De erkende wapenverzamelaar (en musea)

(aangepast uitreksel uit de omzendbrief van 29/10/2010)

5.1. Erkenningsprocedure

5.1.1. Voorwaarden
Elke natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon die een museum of een verzameling van meer dan vijf vergunningsplichtige vuurwapens of van munitie wenst aan te leggen - zonder voor elk bijkomend wapen een vergunning tot het voorhanden hebben ervan te moeten hebben - moet daartoe erkend zijn door de gouverneur.
Wie echter zijn verzameling wil opbouwen met afzonderlijk vergunde wapens, heeft geen erkenning nodig : het is slechts een faciliteit.
Met betrekking tot verzamelingen die uitsluitend uit vrij verkrijgbare wapens bestaan, is geen erkenning vereist.

Sommige erkende verzamelaars en musea kunnen bepaalde verboden wapens in hun verzameling opnemen. Zie hiervoor punt 3.1.4.

“” 3.1.4. Uitzonderingen voor wapenhandelaars, verzamelaars en de overheid
Sommige wapens zijn niet absoluut verboden : bepaalde handelingen mogen door bepaalde categorieën van personen worden gesteld onder strikte voorwaarden. Dit geldt echter uitsluitend als de wet hierin uitdrukkelijk voorziet.
De overheidsdiensten die voor de uitoefening van hun taak over dienstwapens mogen beschikken, worden opgesomd in het KB 26/6/02 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht. Om hen toe te laten van deze uitzondering te genieten, bestaat er bovendien voor elk van de opgesomde diensten een MB dat preciseert welke de dienstwapens zijn en onder welke voorwaarden ze mogen worden verworven, opgeslagen, gebruikt, enz. Voor hun dienstwapens hebben deze overheden geen vergunningen nodig en zijn de overige wettelijke bepalingen evenmin van toepassing. Dit betekent dat wapens die niet kunnen worden beschouwd als dienstwapens, maar die bijvoorbeeld voor didactische doeleinden voorhanden worden gehouden, wel onder de gewone wettelijke regeling vallen.
Het gebruik van privé-wapens als dienstwapen door leden van de politie is niet meer toegelaten. Het omgekeerde, privé-gebruik van een dienstwapen, is mogelijk mits toelating van de korpschef en op voorwaarde dat de betrokkene een vergunning tot het voorhanden hebben van het wapen heeft verkregen. De door de gouverneur te volgen procedure in dergelijk geval is dezelfde als die voor iedereen, met dien verstande dat het wapen niet op naam van de betrokkene zal kunnen worden geregistreerd in het CWR en dat de geldigheid van de vergunning beperkt is tot wat de korpschef heeft bepaald en door de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de bewapening van de politie.
Om te kunnen voldoen aan de behoeften van de voornoemde overheden (evenals die van de publiekrechtelijke musea, dit zijn de musea die afhangen van de overheid), mogen erkende wapenhandelaars de betrokken wapens invoeren, opslaan, verhandelen, voorhanden hebben en vervoeren. In principe mag het alleen over bestelde hoeveelheden gaan, maar het is aanvaardbaar dat de handelaars een beperkte hoeveelheid prospectiemateriaal voorhanden houden.
De wapens en hulpstukken bedoeld in artikel 3, § 1, 3° en 15° WW (zie hierboven) mogen worden vervaardigd, hersteld, verkocht, ingevoerd, opgeslagen en vervoerd door erkende wapenfabrikanten die licentiehouder zijn van de betrokken wapens. Tussenpersonen komen hiervoor echter niet in aanmerking.
Erkende verzamelaars en musea hebben het recht bepaalde verboden wapens toch in hun verzameling op te nemen. Zo mogen ze automatische vuurwapens in originele staat aankopen, invoeren en voorhanden houden als ze er de slagpin uit verwijderen en ze bewaren op de wijze bepaald door de Koning.

Dit geldt eveneens voor de wapens (andere dan automatische vuurwapens) en hulpstukken bedoeld in artikel 3, § 1, 3° en 15° WW (zie hierboven), als deze definitief geneutraliseerd zijn. Het neutraliseren van draagbare vuurwapens is een monopolie van de Proefbank voor vuurwapens, maar die kan niet instaan voor het neutraliseren van zwaar militair materieel zoals kanonnen (hiervoor is de tussenkomst van een bevoegde militaire overheid noodzakelijk, bijvoorbeeld de oorspronkelijke militaire eigenaar die attesteert dat ze het wapen heeft geneutraliseerd). Een erkenning uitsluitend voor deze wapens is echter niet mogelijk.
Die laatste kan wel worden aangevraagd door wie enkel de in artikel 3, § 1, 5°, 6°, 7°, 12°, 13° en 14° WW bedoelde wapens (zie hierboven : het gaat telkens over blanke wapens) wenst te verzamelen. Ze mogen door erkende verzamelaars worden voorhanden gehouden, verworven en ingevoerd, op voorwaarde dat ze overeenkomstig de reglementaire bepalingen ter zake worden bewaard zoals vuurwapens.

Een erkenning als verzamelaar van uitsluitend deze wapens kan worden verkregen volgens de gewone procedure en de betrokken wapens worden dan gelijkgesteld met vuurwapens. Er moet worden opgemerkt dat wapenhandelaars deze wapens nooit mogen verhandelen. De betrokken verzamelaars en musea moeten dus hun nieuwe aanwinsten invoeren uit het buitenland.””

5.1.2. Bevoegdheid

De erkenning wordt verleend door de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats van de verzameling. Het betreft een gebonden bevoegdheid. Alle gouverneurs worden geacht de wet op dezelfde manier, zoals beschreven in deze omzendbrief, toe te passen.
5.1.3. Ontvankelijkheid
De aanvragen van volgende personen zijn onontvankelijk :
1° personen die tot een criminele straf veroordeeld zijn of geïnterneerd zijn krachtens de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten of met een beslissing die een behandeling in een ziekenhuis beveelt, zoals bedoeld door de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke overeenstemt;
2° personen die als dader of medeplichtige veroordeeld zijn wegens een van de misdrijven bepaald in :
a) de wet, de oude wapenwet en de besluiten ter uitvoering ervan;
b) de artikelen 101 tot 135quinquies, 136bis tot 140, 193 tot 226, 233 tot 236, 246 tot 249, 269 tot 282, 313, 322 tot 331bis, 336, 337, 347bis, 372 tot 377, 392 tot 410, 417ter tot 417quinquies, 423 tot 442ter, 461 tot 488bis, 491 tot 505, 510 tot 518, 520 tot 525, 528 tot 532bis et 538 tot 541 van het Strafwetboek (het betreft hier geweld- en vertrouwensmisdrijven);
c) de artikelen 17, 18, 29 tot 31 en 33 tot 41 van het Militair Strafwetboek;
d) de artikelen 33 tot 37 en 67 tot 70 van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij;
e) de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden;
f) de wet van 28 mei 1956 betreffende de ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen en in de besluiten tot uitvoering ervan;
g) de wet van 11 september 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen en de daaraan verbonden technologie en in de besluiten tot uitvoering ervan;
h) de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;
i) de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privédetective;
j) de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie;
k) de regelgeving betreffende de jacht en het sportschieten.
3° rechtspersonen die zelf zijn veroordeeld en rechtspersonen waarvan een bestuurder, een zaakvoerder, een commissaris of aangestelde voor het beheer of het bestuur, is veroordeeld of onderworpen aan een veiligheidsmaatregel in omstandigheden als bedoeld in 1° en 2° hiervoren;
4° de personen die in het buitenland :
a) zijn veroordeeld tot een straf die met internering overeenstemt;
b) het voorwerp hebben uitgemaakt van een maatregel die met internering of met een beslissing die een behandeling in een ziekenhuis beveelt, zoals bedoeld door de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke overeenstemt;
c) als dader of mededader zijn veroordeeld wegens een van de misdrijven die in het 1° en 2° zijn bepaald;
5° minderjarigen en verlengd minderjarigen;
6° onderdanen van Staten die geen lid zijn van de Europese Unie en de personen die hun hoofdverblijfplaats niet hebben in een lidstaat van de Europese Unie. Onderdanen van Noorwegen, IJsland en Zwitserland worden gelijkgesteld met EU-onderdanen.

5.1.4. Onderzoek
• De aanvraag
De aanvrager moet zijn erkenningsaanvraag indienen door middel van een formulier bij de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats. Dit formulier kan meestal worden verkregen bij de gouverneur of op de website van de provinciale wapendienst.
Bij de aanvraag om erkenning dient een uittreksel uit het strafregister te zijn gevoegd dat ten laatste drie maanden voor de indiening van de aanvraag werd opgemaakt.
Indien de aanvrager een rechtspersoon is, moet dit worden bijgevoegd voor iedere bestuurder, zaakvoerder, commissaris of persoon aangesteld voor het bestuur of het beheer.
Verder dienen alle stukken te worden bijgevoegd die de identificatie van de aanvrager en van zijn activiteit mogelijk maken.

De aanvrager moet bij de indiening van de aanvraag:
1. bewijzen reeds 5 behoorlijk vergunde vuurwapens voorhanden te hebben;
2. een thema opgeven dat de uitbreiding van het museum of de verzameling rechtvaardigt en tevens beperkt.
De aanvraag moet een volledige lijst bevatten van alle vuurwapens in het bezit van de aanvrager, samen met een kopie van elke vergunning tot het voorhanden hebben ervan. Verder wordt nagegaan of de in totaal minstens 5 vergunningsplichtige vuurwapens een zekere samenhang vertonen in het licht van het opgegeven thema.

Een verzameling vuurwapens is geen eenvoudige optelling van vuurwapens. De verzameling wordt opgebouwd rond een thema dat de aanvrager in zijn aanvraag moet opgeven in de rubriek « Beschrijving van de activiteiten waarvoor de erkenning wordt aangevraagd ».

Het thema moet beperkt zijn in de tijd, op geografisch vlak of op technisch vlak. Volgende voorbeelden of een combinatie ervan zijn mogelijk :

- een bepaalde periode in de geschiedenis, nl. wapens gebruikt in een welbepaald conflict of een bepaalde periode : b.v. wapens WOII.

- de technische geschiedenis van de bewapening, nl. wapens vervaardigd door een bepaalde fabrikant, wapens met een bepaald systeem van ontsteking, enz. In dit geval is een combinatie met een afbakening in de tijd wenselijk opdat de verzameling eindig zou zijn.

- een geografisch thema, nl. wapens gemaakt in dat land, of gebruikt door dat leger, enz. In dit geval is een combinatie met een afbakening in de tijd soms wenselijk opdat de verzameling eindig zou zijn.

Het gekozen thema moet voldoende ruim zijn om het bezit van meerdere vuurwapens te rechtvaardigen. Te algemene en op historisch vlak weinig geloofwaardige thema's die de ware bedoeling van de aanvrager moeten verbergen of waarmee de aanvrager wil ontsnappen aan de toepassing van de wapenwet en haar principe van afzonderlijke vergunningen voor het voorhanden hebben van vergunningsplichtige vuurwapens, dienen te worden verworpen.
Het is mogelijk om op één erkenning meerdere thema's te vermelden.

Een verzameling moet niet per se betrekking hebben op historische wapens; het kunnen ook moderne wapens zijn. De wapens moeten echter passen binnen het thema dat de verzamelaar heeft opgegeven. Het is dan ook van belang de thema's voldoende beperkt te houden en nauwkeurig te omschrijven.

Als een thema ook wapens kan bevatten die beschouwd worden als bijzonder gevaarlijk, moet de gouverneur het thema beperken door de wapens van dat type uit te sluiten. Als het bijvoorbeeld gaat over het verbieden van automatische wapens met geluidsdemper, kan dit specifiek worden uitgesloten. Mocht de gouverneur vinden dat het thema te ruim is, dan kan hij het algemeen formuleren, met een beperkende bepaling. Deze beperkende bepaling moet echter in abstracto toepasbaar zijn op een vooraf niet bekend aantal wapens in plaats van op een specifiek wapen.

De inhoudelijke voorwaarden van de verzameling alsook de bijzondere technische voorzorgen te nemen indien de wapens ontwikkeld zijn na 1945 werden vastgelegd in het KB van 29/12/2006 : als het thema wapens vervaardigd na 1945 behelst, is het niet toegelaten meerdere exemplaren van wapens met een zelfde model, kaliber en benaming te verwerven.

Het te volgen principe bij de afgifte van erkenningen aan verzamelaars is dat van de progressiviteit. De beginnende verzamelaar zal zijn verzameling samenstellen op basis van afzonderlijk vergunde vergunningsplichtige vuurwapens. De wettige reden bestaat dan ook uit « de intentie een verzameling historische wapens op te bouwen ».

Het is pas nadat hij een bepaald niveau overschrijdt, te weten minstens 5 vergunningsplichtige vuurwapens, en hij voldoende deskundigheid heeft verworven, dat de afgifte van een erkenning gerechtvaardigd is.

Het is dan ook de bedoeling de erkenning uitsluitend toe te kennen aan kandidaat-verzamelaars die oprechte interesse vertonen en gedegen kennis tonen inzake de verzameling die zij verder wensen uit te bouwen. Daartoe kan het tevens van belang zijn te weten of de aanvrager lid is van een vereniging van verzamelaars.

• Verkrijgen van adviezen
Als de aanvraag volgens de gouverneur ontvankelijk is, vraagt hij het met redenen omkleed advies van de procureur des Konings van het betrokken arrondissement en van de burgemeester van de gemeente waar de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft, zal worden uitgeoefend.
Daarnaast kan het tevens nuttig zijn om de Dienst Controle Wapenhandel van het Departement internationaal Vlaanderen van de Vlaamse Overheid te raadplegen, alsook de provinciegouverneur en de procureur des Konings van de woonplaats van de aanvrager, de Dienst Vreemdelingenzaken indien de aanvrager niet de Belgische nationaliteit bezit, enz.
De verzoeken om advies worden gelijktijdig aan de procureur des Koning en de burgemeester toegezonden. De procureur des Konings en de burgemeester voeren een onderzoek en verlenen een met redenen omkleed advies dat het de gouverneur mogelijk moet maken om met kennis van zaken een beslissing te nemen. Indien nodig moet hij bijkomende informatie aan de procureur des Konings of de burgemeester vragen.

Binnen de maand volgend op het verzoek om advies moeten de procureur des Konings en de burgemeester hun advies verlenen. De gouverneur beschikt dan nog over meer dan twee maanden om het dossier desnoods te vervolledigen en om een beslissing te nemen over de aanvraag.

• Administratief onderzoek
Het advies van de burgemeester heeft hoofdzakelijk betrekking op de aard van de uitgeoefende activiteit en geeft met name antwoord op de volgende vragen :

1) Houdt de uitoefening van de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft, een bijzonder gevaar in voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de algemene gezondheid?

2) Zijn met betrekking tot de gebouwen waarin de activiteit zal worden uitgeoefend, de nodige administratieve vergunningen verleend, bijvoorbeeld de bouwvergunning, de milieuvergunning, de uitbatingsvergunning op grond van het algemeen reglement op de bescherming van de arbeid,... ? Kan hiertegen geen beroep meer worden ingediend?

• Moraliteitsonderzoek
Het advies van de procureur des Konings heeft hoofdzakelijk betrekking op de persoon van de aanvrager en geeft met name antwoord op de volgende vragen :

1) Staat betrokkene gunstig bekend in de gemeente ? Wordt te zijnen laste of ten laste van één van zijn verwanten een gerechtelijk vooronderzoek of opsporingsonderzoek verricht, zelfs in een ander arrondissement? Als hij is veroordeeld, moet de ernst van de gepleegde feiten worden aangegeven. Zulks geldt eveneens voor de verantwoordelijken van een rechtspersoon. Als hij niet is veroordeeld, maar er bestaan bezwarende feiten, dan moeten zo mogelijk de opgestelde processen-verbaal worden meegestuurd.

2) Als de aanvrager een rechtspersoon is, moet worden vermeld of de toestand van de onderneming wordt onderzocht door de gerechtelijke diensten? Is tegen de rechtspersoon een proces aan de gang?
Om de gouverneur in staat te stellen binnen de wettelijke termijn een beslissing te nemen over de aanvraag is het nodig dat de gevraagde adviezen zo snel mogelijk worden uitgebracht. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de administratieve last voor de aangezochte diensten, voornamelijk de lokale politiediensten. Tevens moeten de voorschriften inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken personen worden gerespecteerd.

Om de lokale politie toe te staan met één enkel onderzoek de elementen, naargelang de inhoud, mee te delen aan de burgemeester en de procureur des Konings teneinde hen de mogelijkheid te bieden een advies uit te brengen, wordt voorgesteld dat de gouverneur de korpschef van de lokale politie op de hoogte brengt op het tijdstip dat het verzoek om advies aan de burgemeester en aan de procureur des Konings wordt verzonden.

5.1.5. Termijn
De gouverneur doet uitspraak over de erkenningsaanvraag binnen 4 maanden na de ontvangst ervan. De termijn begint meer bepaald te lopen vanaf de ontvangst van een volledige aanvraag, dat wil zeggen een aanvraag vergezeld van de vereiste stukken (een uittreksel uit het strafregister en de stukken betreffende de identificatie van de aanvrager en van zijn activiteit).

Met de behandeling van de aanvraag wordt ook pas een aanvang gemaakt nadat de eerste schijf van de retributie is betaald. Derhalve dient de aanvrager te worden verzocht zo snel mogelijk de retributie te betalen zodat de erkenning binnen de wettelijke termijn kan worden afgeleverd.
De termijn kan, op straffe van nietigheid, alleen worden verlengd bij gemotiveerde beslissing. De verlenging kan per aanvraag slechts eenmaal worden toegestaan en de termijn ervan mag uiterlijk zes maanden bedragen. Dit mag alleen te wijten zijn aan omstandigheden buiten de wil van de gouverneur (ontbreken van informatie van de aanvrager of van een verplicht advies, overmacht).

5.1.6. Veiligheidsmaatregelen
. Toepassingsgebied
De veiligheidsmaatregelen die door erkende wapenverzamelaars moeten worden genomen, zijn eveneens opgelegd door het KB van 24/4/97 tot bepaling van de veiligheidsvoorwaarden bij het opslaan, het voorhanden hebben en het verzamelen van vuurwapens of munitie, dat hoger in punt 4.1.7 (zie document op website BVVW) werd besproken voor wat de wapenhandelaars betreft. Alleen de specifiek tot de verzamelaars gerichte bepalingen van dit KB worden hier toegelicht; voor het overige zijn de algemene regels waarvan hier niet wordt afgeweken, van toepassing op hen.

De hier besproken regels zijn niet alleen van toepassing op erkende verzamelaars die meer dan 30 vergunningsplichtige vuurwapens opslaan, maar ook op alle plaatsen waar meer dan 30 vergunningsplichtige vuurwapens worden opgeslagen en die niet behoren tot de activiteiten van een wapenhandelaar of van een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst.

Het KB is anderzijds niet van toepassing op musea. Dit betekent niet dat wapenmusea zijn vrijgesteld van elke veiligheidsmaatregel. De regels van het KB worden hen niet opgelegd omdat het vaak moeilijk, onmogelijk, zoniet verboden is ze toe te passen in de historische gebouwen waarin musea soms zijn ondergebracht. De algemene voorzichtigheidplicht ter vrijwaring van de openbare orde vereist wel dat ze voldoende veiligheidsmaatregelen nemen, waarbij ze zich door het KB kunnen laten inspireren. Musea laten zich best adviseren door specialisten in technopreventie en moeten hun veiligheidsmaatregelen laten beoordelen door de lokale politie.

. De verschillende maatregelen
Privé-verzamelingen van wapens en opslagplaatsen van vuurwapens of munitie, bestaande uit meer dan 30 vergunningsplichtige vuurwapens vormen veiligheidsklasse G van het KB.
De betrokkene dient alle vuurwapens van de klassen C en D te bewaren in lokalen :
- waarvan de toegangen voldoen aan het 11° en zijn uitgerust met sloten die voldoen aan het 1° (alleen daar zijn die sloten vereist);
- waarvan de ramen op de gelijkvloerse verdieping gelegen, moeten worden beschermd in overeenstemming met het 9°;
- uitgerust met een elektronisch alarmsysteem, geactiveerd tijdens de uren van afwezigheid en de nacht.
Er moet tevens voorzien worden in de installatie op een zichtbare of aangeduide en in alle omstandigheden vrij bereikbare plaats van minstens één draagbare of mobiele snelblusser beantwoordend aan de toepasselijke normen NBN S 21-011 tot 21-018 in elk lokaal waar zich munitie bevindt.

De inhoud van de klassen C en D, evenals de technische vereisten van de maatregelen met de nummers 1°, 9° en 11° worden nader toegelicht in punt 4.1.7.

5.1.7. Beslissing
De gouverneur kan beslissen de erkenning al dan niet gedeeltelijk te verlenen of de erkenningsaanvraag af te wijzen.
De beslissing tot erkenning of afwijzing wordt aan de aanvrager bekendgemaakt bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs.
Een afschrift van de beslissing dient binnen 8 dagen te worden toegestuurd aan de bevoegde lokale politie en de procureur des Konings.
De gouverneur moet er tevens voor zorgen dat zijn beslissing wordt opgenomen in het CWR.

In geval van erkenning, zelfs gedeeltelijk, van een verzameling of van een museum van vergunningsplichtige vuurwapens of van munitie voor die wapens, geeft de gouverneur aan betrokkene een getuigschrift van erkenning model nr. 3. Hij geeft daarvan kennis aan de proefbank voor vuurwapens.
Een erkenning kan enkel worden geweigerd om redenen die verband houden met de handhaving van de openbare orde.
De gouverneur kan het thema in het belang van de openbare veiligheid beperken als het te ruim of onverantwoord voorkomt.

De beslissing om een erkenning te beperken, wordt op het stuk van de procedure gelijkgesteld met de beslissing om een gedeelte van de erkenning in te trekken.
De gouverneur moet bij het nemen van zijn beslissing rekening houden met de verkregen adviezen. Daarnaast houdt hij er tevens rekening mee dat de erkenning als verzamelaar slechts met de grootste omzichtigheid mag worden toegekend om misbruiken te voorkomen, in het bijzonder commerciële activiteiten.
De gouverneur kan het totale aantal toegelaten wapens beperken in functie van de omstandigheden waarin de wapens zullen worden opgeslagen.

5.1.8. Motivering
De beslissing houdende gehele of gedeeltelijke weigering van de erkenning moet met redenen zijn omkleed. De kennisgeving ervan dient de rechtsmiddelen en hun vormvoorwaarden te vermelden die voor de betrokkene openstaan.
Ook de beslissing houdende de schorsing, beperking of intrekking van de erkenning moet met redenen zijn omkleed en de rechtsmiddelen en hun vormvoorwaarden vermelden waarover de betrokkene beschikt.

De gouverneur kan ten dien einde bij de lokale politie de nodige inlichtingen inwinnen. Het advies van de procureur des Konings en van de burgemeester is niet vereist maar kan in bepaalde gevallen aangewezen zijn.
Inzake de motivering van de beslissing dient de gouverneur zich te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en meer in het bijzonder de wet van 29/7/91 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

Elke overheidsbeslissing met individuele strekking dient immers zowel materieel als formeel gemotiveerd te worden en de motivering in de akte moet de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de grondslag liggen van de beslissing.
De adviesverlenende overheden moeten rekening houden met deze wettelijke verplichtingen om de gouverneur in staat te stellen een gemotiveerde beslissing te nemen.

5.1.9. Model 3
Als de aanvraag ontvankelijk is en de erkenning (al dan niet gedeeltelijk) kan worden verleend, geeft de gouverneur een getuigschrift van erkenning van museum of verzameling van wapens en munitie « model 3 » af. Hij geeft daarvan kennis aan de proefbank voor vuurwapens.
Dit model moet op dik papier met watermerk worden gedrukt.
Bij de afgifte moeten op het getuigschrift van erkenning, dat een authentiek stuk is, een stempel en een droogstempel worden aangebracht.

Het nummer wordt op volgende wijze samengesteld :
3/1/10/0001
3 = getuigschrift van erkenning
1 = code van de provincie
10 = jaar van afgifte

0001 = het rangnummer van het getuigschrift van erkenning bij de provincie.De erkenning model 3 vermeldt het thema van de verzameling. B.v. verzameling van vergunningsplichtige vuurwapens en munitie voor deze wapens gebruikt door het Belgische leger tijdens de periode 1900-1920.

5.1.10. Beroep
Tegen de beslissing van de gouverneur tot (gehele of gedeeltelijke) weigering, beperking, schorsing of intrekking van een erkenning, alsook tegen het ontbreken van een beslissing binnen de termijn van vier maanden vanaf ontvangst van de aanvraag, staat beroep open bij de minister van Justitie of bij zijn gemachtigde.
Het betreft een gewoon administratief beroep. Het beroep heeft geen schorsende werking, m.a.w. de verzoeker dient zich te schikken naar de bestreden beslissing minstens totdat over zijn verzoekschrift uitspraak wordt gedaan.

Het verzoekschrift strekkende tot hoger beroep moet :

- gemotiveerd zijn;

- aangetekend worden verzonden aan de federale wapendienst;

- ingediend worden binnen 15 dagen na de kennisname van de beslissing van de gouverneur of na de vaststelling dat er geen beslissing werd genomen binnen de termijn van vier maanden. De termijn begint te lopen vanaf de dag waarop het ontvangstbewijs wordt ondertekend;

- vergezeld zijn van een kopie van de bestreden beslissing.

In geval aan één van deze modaliteiten niet is voldaan, is het verzoekschrift onontvankelijk.
Als het beroep wordt ingediend tegen een beslissing houdende gehele of gedeeltelijke weigering van de erkenning, moeten bij het verzoekschrift alle stukken worden gevoegd die de identificatie van de aanvrager en van zijn activiteit mogelijk maken.

De wetten betreffende de openbaarheid van bestuur van 11/4/94 en 12/11/97 schrijven voor dat een administratieve rechtshandeling met individuele strekking slechts geldig is ter kennis gebracht als de beroepsmogelijkheden en alle modaliteiten van het beroep (vormen en termijnen) worden vermeld. Bij ontstentenis daarvan neemt de verjaringstermijn voor het indienen van het beroep geen aanvang
De uitspraak in beroep wordt gedaan binnen 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het verzoekschrift.

Deze termijn kan worden verlengd bij gemotiveerde beslissing. De verlenging kan slechts eenmaal worden toegestaan en de termijn ervan mag uiterlijk zes maanden bedragen.
In geval van erkenning, zelfs gedeeltelijk, geeft de Minister van Justitie aan betrokkene een getuigschrift van erkenning opgemaakt volgens model 3. Hij geeft daarvan kennis aan de proefbank voor vuurwapens.

Een afschrift van de beslissing wordt binnen 8 dagen toegezonden aan de bevoegde gouverneur, lokale politie en procureur des Konings. De federale wapendienst vraagt het CWR de registratie uit te voeren.
Tegen de beslissing van de gouverneur tot onontvankelijkheid van de aanvraag kan uitsluitend bij de Raad van State een beroep worden ingediend.

5.1.11. Wijziging van de erkenning
Het thema van de verzameling is het voorwerp van evolutie. Wanneer de aanpassing van het thema beperkt blijft, zal de gouverneur de tekst van de erkenning kunnen wijzigen.
Wanneer de wijziging evenwel ingrijpender is, bijvoorbeeld omdat er een bijkomend thema wordt aangevraagd of wanneer de verzameling naar een ander adres verhuist, is een nieuwe erkenning vereist.

In geval van verlies, diefstal of vernietiging van de erkenning, wordt kosteloos een duplicaat uitgereikt na voorlegging van een attest van aangifte bij de lokale politie.
Bij beëindiging van de activiteit die het onderwerp van de erkenning is, of bij wijziging van de gegevens vermeld in het getuigschrift van erkenning, geeft de houder daarvan binnen 8 dagen kennis aan de gouverneur en zendt hij hem het getuigschrift terug
Hetzelfde geldt in geval van wijziging van de gegevens gevoegd bij de erkenningsaanvraag en - wanneer de houder van de erkenning een rechtspersoon is - in geval de bestuurder, zaakvoerder, commissaris of persoon aangesteld voor het bestuur of beheer verandert.

5.1.12. Administratieve sancties
• De soorten administratieve sancties
De gouverneur kan drie soorten maatregelen nemen als administratieve sanctie bij de vaststelling van onregelmatigheden.
Hij kan de erkenning schorsen voor een periode van één tot zes maanden : dit is een maatregel die aangewezen is wanneer de houder van de erkenning zich in een voorlopige toestand bevindt en het noodzakelijk is dat zijn activiteiten worden geschorst. De schorsing is beperkt van één tot zes maanden. Indien de schorsing zich opdringt voor een periode langer dan zes maanden, is het aanbevolen de erkenning in te trekken.

De gouverneur kan de erkenning ook beperken tot bepaalde verrichtingen of tot bepaalde soorten wapens en munitie of tot een bepaalde duur. Hij kan ook het thema waarop de verzameling betrekking heeft, beperken.
De beslissing om een erkenning te beperken, wordt op het stuk van de procedure gelijkgesteld met de beslissing om een gedeelte van de erkenning in te trekken.
Tenslotte kan de gouverneur de erkenning intrekken : deze maatregel brengt vanaf de kennisgeving ervan het verbod mee om de activiteiten waarop de erkenning betrekking heeft nog verder uit te oefenen. Het is een maatregel die slechts mag worden genomen met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel.

De gouverneur kan een van deze maatregelen nemen, als de houder :
1. behoort tot de categorieën genoemd in artikel 5, § 4 WW;
2. de bepalingen van de wapenwet en de besluiten tot uitvoering ervan of de opgelegde beperkingen niet in acht neemt;
3. de erkenning op grond van onjuiste inlichtingen heeft verkregen;
4. de activiteiten uitoefent die door het feit dat zij worden uitgeoefend samen met de activiteiten waarvoor de erkenning is verkregen, de openbare orde kunnen verstoren.
Als de betrokkene hierom vraagt, moet hij vooraf schriftelijk of mondeling worden gehoord. Hij moet in staat worden gesteld zich vooraf te verdedigen tegen de negatieve elementen waarvan hij geen kennis had (hoorrecht).

Als de gouverneur kennis heeft van een misdrijf dat door een erkend persoon wordt gepleegd, dient hij de procureur des Konings hiervan op de hoogte te brengen.
Van de beslissing tot schorsing, beperking of intrekking van de erkenning wordt door de gouverneur kennis gegeven aan de houder bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs. De beslissing wordt gezonden naar het adres vermeld op het getuigschrift van erkenning of - indien de houder na de afgifte van de erkenning een nieuw adres heeft meegedeeld - naar het adres dat de houder heeft meegedeeld.

• De gevolgen van de administratieve sancties
De houder van de erkenning moet ingevolge de beslissing tot schorsing, beperking of intrekking ervan het getuigschrift van erkenning terugzenden binnen 8 dagen te rekenen van de beëindiging van de door de gouverneur in de kennisgeving van de beslissing vermelde termijn.
Als de gouverneur van oordeel is dat de houder van de erkenning misbruik zou kunnen maken van het getuigschrift, kan hij de korpschef van de lokale politie ermee belasten het getuigschrift bij de houder te gaan terughalen. Het betreft evenwel een eerder uitzonderlijke procedure.
De schorsing, beperking of intrekking van de erkenning heeft tot gevolg dat het voorhanden houden van wapens door de houder van de erkenning onwettig wordt. De gouverneur geeft in zijn beslissing dan ook aan binnen welke termijn de wapens in bewaring moeten worden gegeven of aan een erkend persoon of aan een persoon die gemachtigd is de wapens voorhanden te houden, moeten worden overgedragen.
Om na te gaan of zulks ook werkelijk is gebeurd, moet de erkende persoon die de wapens in bewaring heeft genomen of heeft verkregen de gouverneur binnen 8 dagen in kennis stellen van de inbewaringgeving of overdracht door middel van een formulier dat bij de kennisgeving van de beslissing wordt gevoegd.

Een afschrift van de beslissing tot schorsing, intrekking of beperking van de erkenning wordt binnen 8 dagen toegezonden aan :

- de bevoegde lokale politie;
- de betrokken procureur des Konings;
- de directeur van de Proefbank voor vuurwapens.
De beslissing moet tevens worden opgenomen in het CWR.
In geval van intrekking moet de erkende persoon zijn registers binnen de maand volgend op het staken van zijn activiteiten bij het CWR neerleggen. Een ontvangstbewijs wordt hem overhandigd door de verantwoordelijke.

5.1.13. 5-jaarlijkse controle
De erkenning afgegeven op basis van de wapenwet is geldig voor onbepaalde duur, tenzij de aanvraag slechts voor een bepaalde duur was gedaan of de gouverneur of de Minister van Justitie een beperktere geldigheidsduur oplegt bij gemotiveerde beslissing om redenen van vrijwaring van de openbare orde.
Eens om de vijf jaar neemt de gouverneur het initiatief om bij alle houders van een erkenning als wapenverzamelaar of museum te onderzoeken of zij de wet naleven en zij nog steeds voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de erkenning.

Die controle is betalend.

Hierbij vraagt de gouverneur het advies van de lokale politie en eventueel van het parket en de burgemeester en moeten de houders van een erkenning verklaren of kunnen zij doen vaststellen dat zij nog steeds beantwoorden aan de wettelijke voorwaarden, mede op grond waarvan de erkenning voorheen werd afgeleverd en dat er geen redenen zijn om te besluiten tot een beperking, schorsing of intrekking van de erkenning.
Na afloop van de controle ontvangen ze een bijlage bij hun erkenning, die de datum en het resultaat van de controle vermeldt.

Het systeem van 5-jaarlijkse controles belet niet dat er vaker controles plaatsvinden door officieren van gerechtelijke politie, al dan niet op verzoek van de bevoegde gouverneur.

Deze controles zijn wel gratis.

5.2. Rechten en plichten
5.2.1. Registers
De aanvrager moet na het verkrijgen van de erkenning de wapens die deel uitmaken van zijn verzameling inschrijven in een register. De vergunningen die hij had tot het voorhanden hebben van de betreffende wapens stuurt hij terug naar de gouverneur.

Het betreft een register gelijk aan dat van de wapenhandelaars, waarin de verkrijging en de overdracht van elk wapen moet worden ingeschreven.
De verzamelaar moet dan ook verschillende soorten registers bijhouden, te weten :
- het register van model A houdende de inschrijving van de vergunningsplichtige wapens die zij verkrijgen, vervaardigen, in hun bezit houden of overdragen :
- het register van model C houdende de inschrijving van de munitie voor de vergunningsplichtige vuurwapens die zij verkrijgen, vervaardigen of in hun bezit houden of overdragen;
- het register van model D houdende de inschrijving van :
- de aan de wettelijke voorgeschreven proef onderworpen losse onderdelen die zij verkrijgen, vervaardigen, in hun bezit houden of overdragen;
- de hulpstukken die zij verkrijgen, vervaardigen, in hun bezit houden of overdragen wanneer die stukken, aangebracht op een vuurwapen, tot gevolg hebben dat het wapen in een andere categorie wordt ondergebracht.

De registers moeten voorgedrukt zijn met genummerde bladzijden. De politie moet ze vooraf of bij controle afstempelen of paraferen.(Staat echter niet in betrokken wetteksten dus kan geen aanleiding geven tot strafmaatregelen)

Het is dus niet voldoende dat de wapenverzamelaar een eigen gemaakt register gebruikt.

Van elk wapen moet duidelijk worden vermeld wat de technische gegevens (merk, model, serienummer) ervan zijn, van wie het werd overgenomen en aan wie het werd overgedragen, en wanneer dit gebeurde.
De registers moeten worden overgelegd wanneer de volgende diensten daarom verzoeken :
- de leden van de federale politie, de lokale politie en de douane;
- de directeur van de proefbank voor vuurwapens en de personen aangewezen door de minister bevoegd voor Economie;
- de inspecteurs en controleurs van springstoffen en de ambtenaren van het bestuur Economische Inspectie

De controle van de registers van de erkende personen gebeurt eenmaal per jaar.
Voor 1 februari van elk jaar maken de verzamelaars aan de gouverneur van de plaats waar zij hun activiteiten uitoefenen, een volledige en getrouwe kopie over van de inschrijvingen, in de loop van het voorafgaand burgerlijk jaar gedaan, in de registers die zij houden en op een veilige plaats bewaren.
De registers worden bewaard door de verzamelaar. Bij de beëindiging van de activiteit worden zij binnen een maand neergelegd bij het CWR (die ze ter beschikking houdt van de bovenvermelde diensten, die ze op systematische wijze moeten onderzoeken) .

5.2.2. Overdracht/verkoop van vuurwapens
De verzamelaar moet door middel van een formulier model nr. 11 (bericht van overdracht of verkoop van een vuurwapen door een erkende wapenverzamelaar) de gouverneur inlichten over elke verkoop of overdracht van een wapen uit zijn verzameling en éénmaal per jaar over de staat van zijn verzameling.

Van het formulier model 11 (bericht van overdracht of verkoop van een vuurwapen door een erkende wapenverzamelaar) is een exemplaar bestemd voor het CWR, één voor de gouverneur en één voor de verzamelaar zelf. Laatstgenoemde dient het binnen 8 dagen volgend op de overdracht van een vergunningsplichtig vuurwapen te sturen aan het CWR en de gouverneur van de plaats waar hij zijn activiteiten uitoefent.

De gouverneur zorgt ervoor dat de korpschef van de bevoegde politiezone gewaarschuwd wordt.
De overdracht aan een sportschutter, jager of bijzondere wachter vereist evenwel dat een bericht van overdracht (model 9) wordt opgesteld in drie exemplaren waarvan één wordt overgemaakt aan de gouverneur.

De bedoeling is om na te gaan hoeveel wapens er uit de verzameling verdwijnen binnen welke periode, en of er geen sprake is van verdoken wapenhandel. Een verzamelaar mag zich van wapens uit zijn collectie ontdoen als dit past binnen het normaal beheer van een verzameling, maar niet op commerciële basis (dan moet hij immers een erkenning als wapenhandelaar aanvragen).

5.2.3. Munitie
Munitie voor vuurwapens die deel uitmaken van de verzameling mag slechts worden verzameld a rato van 10 patronen per type wapen, tenzij de betrokkene ook is erkend voor het verzamelen van munitie.
De bedoeling van een verzameling ligt immers niet in het schieten met de wapens die ervan deel uitmaken, doch wel in het uitbouwen van een coherent geheel van wapens die vanuit historisch oogpunt de interesse van de verzamelaar prikkelen.
Het is bovendien verboden om met de verzamelde wapens te schieten, behalve voor hun noodzakelijke onderhoud en testen.
Wanneer een verzamelaar één van zijn wapens wenst te gebruiken voor het sportschieten of voor de jacht moet hij beschikken over een vergunning tot het voorhanden hebben ervan en het wapen uit zijn register schrijven.

24.2. Tarieven
De ongeïndexeerde basisbedragen van 2006 zijn :
• voor een erkenning van een museum of van een verzameling van vergunningsplichtige vuurwapens en munitie hiervoor : tweemaal 150 euro;
• voor een erkenning van een museum of een verzameling van munitie voor vergunningsplichtige vuurwapens : tweemaal 75 euro;

De 5-jaarlijkse controle van de afgegeven erkenningen en vergunningen (de wapendrachtvergunningen uitgezonderd) is volgens artikel 50/1 WW onderworpen aan hetzelfde tarief als dat voor de afgifte van het betrokken document. In het geval van erkenningen betekent dit dus dat het bedrag opnieuw in twee schijven moet worden betaald.